Inleiding Franck Ploum symposium Hoop in Crisis

 

“Een wenkend perspectief” door Franck Ploum

Liever ziek van verlangen dan gezond ten koste van de hoop. Dat was het credo van Bert ter Schegget Wat zegt dit credo nog in een tijd waarin het grootste verlangen herstel van consumenten-vertrouwen lijkt te zijn? Biedt het theologisch denken van Ter Schegget aanknopingspunten voor een hoopvol  toekomstperspectief, of leidt die zoektocht alleen maar tot conservatisme: vasthouden aan wat was en niet meer terugkomt?

In deze lezing ga ik vanuit het theologisch denken van Bert ter Schegget  op zoek naar een wenkend perspectief, voorbij aan de vele crises waarin we ons bevinden: economisch, ethisch, moreel en fundamenteel. Dat brengt me langs een aantal onderwerpen: 1) de Tweede Wereldoorlog  als kantelpunt in de theologie, 2) de bevrijdingstheologie, 3) Bert ter Schegget zelf, 4) het belang van een visioen, 5) het begrip hoop en tenslotte 6) het wenkende perspectief.

1. De Tweede Wereldoorlog

De Tweede Wereldoorlog vormt een kantelpunt in het theologisch denken.  Het denken over God kan na de verschrikkingen van de holocaust niet hetzelfde zijn als daarvoor. Het zal niet vreemd zijn dat vooral Duitse theologen worstelen met godsbegrippen, theologie en met kerkelijke dogmatiek die geen antwoord heeft kunnen geven op de verschrikkingen. Vooral het denken van Dietrich Bonhoeffer – die pleit voor de ‘religieloze religie’ en een ‘Godsgeloof zonder God’ – gaat veel invloed uitoefenen op de theologie van die eerste jaren na de tweede Wereldoorlog. In katholiek kringen zijn met name Jürgen Moltman met zijn theologie van de hoop en Johan Baptist Metz – die mystiek en politiek niet onverenigbare acht – de voorlopers van het nieuwe theologiseren na Auschwitz. 

Het theologisch denken van die tijd heeft enerzijds ertoe geleid dat mystiek een vorm van actie en maatschappelijk engagement werd, maar tegelijkertijd heeft ze de kiem gelegd voor wat we later  New Age zijn gaan noemen. Immers een volstrekt niet te kennen en verborgen God, los van welke kerkelijke dogmatiek en doctrine dan ook, kan ook buiten de kerkelijke kaders prima aanbeden, gevolgd worden, ja zelfs handen en voeten krijgen, in groepsverband, maar veel meer nog  individueel.  De eerste stroming kreeg vooral  in de jaren zestig  tot tachtig van de vorige eeuw voet aan de grond in het ontstaan van diverse emancipatie theologieën, de tweede stroming heeft daarna het heft in handen genomen en heeft geleid tot een verregaande individualisering van geloof, aandacht voor esoterisch christendom en een waaier van spirituele stromingen los van gevestigde en institutionele kerken en organisaties.
Zo ontstond er dus – ingegeven door die Holocaust ervaring – halverwege de vorige eeuw een nieuwe manier van theologisch denken. Meer en meer theologen gingen het verhaal van Jezus opnieuw interpreteren en loskoppelen van dogmatiek en kerkleer. Er kwam meer aandacht voor historische context waarin verhalen waren gegroeid en opgeschreven en daarmee kwam er ook ruimte voor herlezen en herinterpreteren binnen de context van deze tijd. Bevrijding werd het sleutelwoord van deze nieuwe manier van theologisch denken en Schriftlezen.

Het werd de voedingsbodem voor de genoemde emancipatietheologieën, zoals de feministische theologie, de zwarte theologie en de bevrijdingstheologie.

 2. Bevrijdingstheologie

De bevrijdingstheoloog protesteert tegen elke poging om geloof en politiek, om geloof en concrete geschiedenis van elkaar te scheiden. Geen enkele vorm van politieke actie kan de realisering van het Rijk Gods betekenen, maar elke overwinning op het lijden brengt haar wel dichterbij. Aldus Erik Borgman.

De Theologie van de Bevrijding vertaalt het tweevoudige gebod in een radicale keuze voor de armen. Hierin brengt zij de liefde tot God en de naaste in de praktijk. Hoewel de Bevrijdingtheologie vooral bekendheid kreeg vanuit de Latijns-Amerikaanse context van de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw liggen haar wortels in de Westerse, meer nog Europese theologie. Aan de wieg stonden vooral twee Duitse theologen: Jürgen Moltman (theologie van de Hoop) en Johan-Baptist Metz (Politieke theologie).

Jürgen Moltman ontwikkelde vanaf 1960 een theologie die zich verzette tegen – wat hij noemde – de spiritualisering en privatisering van het kruis en houdt een pleidooi voor het doorbreken van  situaties van armoede, geweld, racisme, milieuverloedering, zinloosheid. Voor Moltman was protest tegen iedere vorm van vervreemding en het engagement voor de bevrijding van zowel de verdrukkers als de verdrukten een automatisch gevolg van geloven in de verrijzenis van de gekruisigde Christus. Met andere woorden, de kruisdood nodigt niet uit tot privé-devotie of aanbidding van het lijden, het is juist een aanklacht en een oproep tot protest tegen onrecht en  lijden, en tot inzet voor een humanere wereld.

Kenmerkend voor de theologie van Johan Baptist Metz is het politieke karakter er van. Metz plaatst zijn theologie binnen de context van de moderne en postmoderne samenleving en de geschiedenis.  Hij is van mening dat progressieve theologie te vaak vrijblijvend en liberaal is. Hij is echter ook niet gelukkig met de hiërarchische en dogmatische oude theologie. Zolang God niet ‘alles in allen’ is, kan volgens Metz bidden niets anders zijn dan een lijdenskreet, een schreeuw die biddend om God huilt in verzet tegen alle vormen van onrecht en onschuldig lijden. Bij Metz zijn mystiek en politiek daarom wezenlijk verbonden. Het gaat om een mystiek die bevrijdt, aanklaagt en troost, en, dat doende, zich verzet tegen de maatschappelijke mystificaties of ideologieën, die de werkelijkheid van het kwaad en het lijden onzichtbaar maken.  Metz zegt zelf over zijn denken: ‘Er is voor mij geen God, die ik met mijn rug naar Auschwitz kan aanbidden. Toen mij dat duidelijk werd, probeerde ik om geen theologie meer te beoefenen met mijn rug naar de onzichtbare en gewelddadig onzichtbaar gemaakte lijdende mensen in de wereld: noch met mijn rug naar de holocaust en evenmin met mijn rug naar het sprakeloze lijden van armen en onderdrukten in de wereld. Dat was waarschijnlijk voor mij persoonlijk de aanleiding tot het ontwikkelen van een zogenaamde politieke theologie.’

In Latijns-Amerika, een continent dat lang bestempeld werd als onderontwikkeld gebied en zwaar te leiden had onder rechtse dictaturen, in het zadel geholpen en gehouden door de VS en helaas ook de gevestigde kerken. Kerkelijke groepen, priesters, dominees, bisschoppen en theologen die ter plekke werkzaam waren werden echter geconfronteerd met de verschrikkelijke gevolgen onder de gewone bevolking en de armsten het meest. Zij kozen partij voor de slachtoffers. Ze wilden echter niet alleen barmhartigheid tonen door de ergste nood te lenigen, maar ook gerechtigheid volbrengen door – in navolging van theologie na Auschwitz – de theologie te hervormen en zo structurele veranderingen te bewerkstelligen.

Volgens de Peruaan en Dominicaan Gustavo Gutiérrez, een van de grondleggers van de Latijns-Amerikaanse bevrijdingstheologie, is ‘bevrijding uit zonde’ een centraal thema. Hierbij gaat het niet om een individu dat zou zondigen, maar om sociale onderdrukking, slavernij, ongelijkheid, economische onrechtvaardigheid. Het gaat dan over zondige structuren, die arm maken, uitsluiten, misbruiken en groepen marginaliseren. Dat is volgens Guitiérrez geen nieuw thema, maar een kwestie van op een nieuwe manier van Schriftlezen theologie bedrijven. Theologie moet volgens hem een kritische reflectie zijn op het historische handelen. Alleen dan krijgt ze een bevrijdend karakter, helpt ze ons om de samenleving te transformeren en vrijheid te brengen in deze wereld. Letterlijk zegt hij: ‘Een theologie die zich er niet toe beperkt de wereld te doordenken, maar die helpt de wereld te vernieuwen, door in het protest tegen de vertrapte menselijke waardigheid, in de strijd tegen de uitbuiting van de overgrote meerderheid der mensen, in de bevrijdende liefde, in de opbouw van een nieuwe, rechtvaardige en broederlijke samenleving, zich open te stellen voor de gave van het Koninkrijk Gods.’ (G.Guitiérrez, Theologie van de bevrijding). Niet de kerkmuren als grens van theologie bedrijven, maar de wereld als vindplaats van God, in de mens die roept om een naaste, in een wereld die roept om gerechtigheid.

 3. Bert Ter Schegget

Is die God van de Messias Jezus, is die God van Israël niet machteloos gebleken in de wereld van Auschwitz en Hiroshima? Die vraag stelde Ter Schegget zich.

Bert Ter Schegget was een van de eerste Nederlandse theologen die de bevrijdingstheologie in Nederland ter sprake bracht. Hij wilde vanuit het perspectief van de armen de theologie hervormen. Vooral tijdens zijn verblijf in Curaçao en Venezuela kwam hij in aanraking met de zwartste kanten van het kapitalisme, waarvan de armsten het slachtoffer werden. Hij bleef de uitwassen van de vrije markt en het kapitalisme de rest van zijn leven bestrijden.  Alles wat er mis was stelde hij op de kansel aan de kaak en niemand ontkwam aan zijn scherpe kritiek tijdens zijn vele betogen om op te komen voor de verworpenen der aarde, voor wie God een voorkeur had. Hij wilde naaste zijn, voor de armsten, omdat de Schrift hem daartoe opriep.

Dat leverde hem titels op als pacifist en marxist. Ter Schegget vond dat armoede niet alleen geledigd moest worden, maar de oorzaken ervan moesten worden aangepakt, met de Schrift als stuwende kracht. Er moest binnen de theologie een perspectiefwisseling, een hervorming plaatsvinden: denken en spreken over God vanuit de optie voor de armen. Hij is een marxist, klonk het in protestants kerkelijke kring. In die zin onderging hem hetzelfde lot als Dom Helder Camara, die ooit zei: Vanwege mijn zorg voor de armen noemt de kerk mij een heilige, wanneer ik zeg waar die armoede vandaan komt, noemt ze mij een marxist.

De theologie van Ter Schegget is ethiek en ethiek was voor Ter Schegget per definitie theologie.  Al zijn bijbels-theologische geschriften zijn een exegetische onderbouwing voor zijn ethiek. De kern van die ethiek was het ontvouwen van de leer met het oog op het zoeken van de mens naar wat hem of haar te doen staat.

Nu kan het woord leer al snel verkeerd worden opgevat. Het betreft hier echter niet een kerkleer, maar de leer van de Schrift, het woord van de God van Messias Jezus en Israël. Ter Schegget neemt dan ook – net als Bonhoeffer – afstand dan religie als systeem. De Geknechte, verachte en vereenzaamde mensen worden in de Schrift niet getroost met beloften, aangaande een buitenwereld hiernamaals, waar zou worden goedgemaakt wat hier en nu niet deugt. De Schrift schept geen illusies, zoals de religie dat doet, maar verstoort juist die illusies.(Wilkin Veen). Dit doet ze door de hardheid van het leven niet te verbloemen en door perspectief op een nieuwe aarde in gerechtigheid te bieden. Het gaat dus om hoop, hoop die gekoppeld is aan een visioen, niet als een onbereikbare utopie, maar als een haalbare realiteit: vernieuwing van de wereld, die tot stand kan komen door solidariteit en door menselijk handelen dat bevrijdend is.  

 4. Over het visioen

Maar wat is er over van dit type visioenen in een tijd en wereld waarin grote en vooral ook gedeelde, gemeenschappelijke idealen, zoals het Rijk Gods, het Socialisme, plaats hebben gemaakt voor de zorg om de eigen bestemming. En het collectief belang heeft plaats gemaakt voor het persoonlijke belang.

Dat terug geworpen zijn op jezelf en je eigen leven  heeft grote gevolgen. Steeds meer mensen gaan gebukt onder hun zoektocht naar houvast en richting. Gingen we vroeger ten onder aan  zekerheid, nu worden we gek van de onzekerheid. Een onzekerheid die te maken heeft met ontworteling, niet meer stevig staan met beide benen in een traditie of een ideaal. Geen visioen of wenkend perspectief meer voor ogen dat breder, groter is dan mijn eigen weg en bestemming. Maar mensen met een visioen hebben grote dingen tot stand gebracht en dat doen ze tot op vandaag.

Na twee verschrikkelijke, verwoestende en de-humaniserende wereldoorlogen die uitgevochten werden op het Europese continent, stond er een aantal mensen op met een visioen: nooit meer oorlog in Europa. Om hun visioen werkelijkheid te laten worden was het noodzakelijk dat aartsrivalen Frankrijk en Duitsland geen macht meer zouden hebben over kolen en staal ten behoeve van tanks en bommenwerpers. Ze lanceerden de Europese Kolen en Staal Gemeenschap. Ook Italië,  Groot-Brittannië en de Benelux landen werden gevraagd hun kolen en staalproductie in de gemeenschap onder te brengen. Daarmee werd in 1952 de basis gelegd voor een continent in relatieve rust en vrede en voor de Europese eenwording.

Zonder visioen verwildert het volk, wie alleen maar is overgeleverd aan de dagelijkse dingen verliest zicht op toekomst. Wie zich alleen bezig wil houden met zichzelf, met eigen geld en goed, verliest de verbinding met de gemeenschap, dichtbij en ver weg.

Soms kunnen visioenen alleen werkelijkheid worden door daden van verzet. Rosa Parks had een visioen: een wereld waarin blank en zwart samen zouden leven, gelijke kansen kregen en als gelijkwaardig zouden worden behandeld. Ze werd begin jaren vijftig van de vorige eeuw actief in de Amerikaanse Burgerrechtenbeweging. Op 1 december 1955 werd Rosa Parks gearresteerd omdat ze weigerde in de bus op te staan voor een blanke. Dit was de aanzet voor de geweldloze Montgomery bus-boycot, onder leiding van Martin Luther King. Deze actie leidde tot de opheffing van scheiding tussen blanken en zwarten bij de betreffende busmaatschappij. In hoger beroep werd Parks vrijgesproken door het Amerikaanse Hooggerechtshof dat algeheel de scheiding tussen blanken en zwarten ongrondwettig verklaarde.

Een daad van verzet tegen onrecht, tegen heersende en onderdrukkende systemen, brengt een kettingreactie teweeg, die de realisatie van het visioen dichterbij brengt. Het brengt namelijk scheuren aan in het bestaande en roept in anderen het besef wakker dat het bestaande niet zo hoeft te blijven. Het duurt vaak lang voordat dit besef groeit en er iemand is die durft op te staan. Egyptische vleespotten, hoe onderdrukkend en vernederend ook, zijn soms toch aantrekkelijk en de angst voor het geweld jegens jou en je geliefden leggen je het zwijgen op.

Opstaan tegen een leven dat geen leven is, opstaan tegen de heersende mening of orde, omdat je een visioen voor ogen hebt, een beeld van hoe het anders kan, beter, rechtvaardiger, eerlijker. Soms moet je 27 jaar de gevangenis in, soms wordt je 40 jaar levend begraven, vaak wordt je tot zwijgen gebracht met geweld, maar wie een keer gehoor heeft gegeven aan die innerlijke stem van een nieuwe of betere wereld is niet meer tot zwijgen te brengen.

In het bijbels verhaal vinden velen een bondgenoot, inspiratiebron, richtingwijzer. Het is immers een bevrijdingsverhaal, een boek van verzet tegen onderdrukking, gevestigde politieke macht, religieuze systemen die mensen klein en afhankelijk houden. Het verhaalt van mensen die in verzet komen, het voortouw nemen en hele groepen, gemeenschappen, volken helpen bevrijden uit kleinhoudende gedachten, cynisme, apathie, fysieke of psychische slavernij.

Wie het bijbelse verhaal bevrijdt uit haar gespiritualiseerde interpretatie ontmoet haar bevrijdende kracht en haar God die partij kiest voor de zwaksten, de vreemdelingen, de onderdrukten. Humanisering en emancipatie van mensen die in welke situatie dan ook het onderspit delven is de opdracht van het bijbelse verhaal. Wanneer je zo leest, met die bril kijkt naar de samenleving en van daaruit bijbel en wereld met elkaar gaat verbinden ontstaat ook vandaag een nieuwe manier van theologisch denken. Dat geeft hoop. Maar kunnen nog iets met het begrip hoop?  Is de crisis waarin we ons bevinden niet te diep, te groot, zijn de leiders die pogingen doen om ons eruit te trekken niet te zeer gefocust op economie, meer consumptie, ‘koop die auto’, ‘verbouw dat huis’? Laten de omstandigheden de hoop niet als sneeuw voor de zon verdwijnen?

5. Over de hoop

‘Hoop is ergens voor werken

omdat het goed is,

niet alleen omdat het kans van slagen heeft.

Hoop is niet hetzelfde als optimisme.

Evenmin de overtuiging dat iets goed zal aflopen.

Wel de zekerheid dat iets zinvol is

ongeacht de afloop, het resultaat.’

Diep in onszelf dragen wij de hoop.

Als dat niet het geval is, is er geen hoop meer.

Hoop is een kwaliteit van de ziel

en hangt niet af van wat er in de wereld gebeurt. 

29 september 1989. ‘Ik zal nooit tegen jullie liegen’, sprak dissident, toneelschrijver en criticus van het communistisch regime, Vaclav Havel, tijdens zijn inaugurale rede als president van – toen nog – Tsjechoslowakije. Tien dagen hadden ze met honderdduizenden de ijskoude getrotseerd en niets anders gedaan dan met sleutels gerammeld, toen donderde het, reeds jaren, vlees en spierloze communistische skelet als een kaartenhuis in elkaar. Waarom toen? Niet omdat het regime ineens instabiel was, niet omdat de tijger ineens geen tanden meer had. Maar wel omdat het volk, onder aanvoering van Havel iets ontdekt had: ‘Hoop is een kwaliteit van de ziel, en hangt niet af van wat er in de wereld gebeurt.’ Doordat hij dit aan mensen voorhield, konden ze de kracht hervinden en ontdekken dat ze het hele regime dat hen onderdrukte en klein en arm hield, alleen al door het rammelen met sleutels omver konden werpen. Hun hele macht was immers op drijfzand gebouwd, op leugens.

‘Ik zal nooit tegen jullie liegen.’ Dat hield hij vol, zijn leven lang, zelfs toen zijn politieke partners een beetje moe werden van zijn politieke correctheid en moralisme, en vonden dat je in de politiek toch niet altijd open en eerlijk kon zijn. Hij hield vol, omdat hij er van overtuigd was dat je alleen een rechtvaardige, humane samenleving kon opbouwen door binnen elk systeem te blijven denken als vrij en autonoom mens, door binnen elke structuur de mens en niet de structuur als toetssteen voor waarheid en moraliteit te nemen, en vandaaruit te handelen en beslissingen te nemen. Vorige week overleed hij, een groot mens. ‘Hoop is een kwaliteit van de ziel, en hangt niet af van wat er in de wereld gebeurt.’

Hoop is altijd gekoppeld aan uitzichtloosheid. Wanneer je het echt niet meer weet, kun je alleen nog maar hopen. Maar het is wel precies de hoop die mensen in die nooit eindigende duisternis overeind weet te houden: zal er een vredebode komen? Zal God zijn naam gestand doen en redding brengen? Zal er redding zijn voor een heel volk? Komen ooit voeten mij melden de vrede? Als dat eens waar was, het is te hopen.

Volgens de traditie van de joodse rabbijnen is de mens niet in staat een goede toekomst, een nieuwe aarde afdoende te verzekeren of volledig tot stand te brengen. ‘Het is niet aan u, het werk te voltooien, maar ge bent ook niet vrij, u eraan te onttrekken’, zegt de Talmoed. Dat wil dus zeggen: het lot ligt niet in jouw handen, maar je moet je verantwoordelijkheid nemen. Je bent niet schuldig aan het lijden van de wereld, de armen, de vluchtelingen, maar je bent wel verantwoordelijk.

(o.a. P. Lapide en E. Levinas)

6. Het wenkend perspectief 

Liever ziek van verlangen dan gezond ten koste van hoop!

Het is de laatste jaren stil rond het theologisch denken van Ter Schegget, en de vele emancipatie theologieën. Maar al te vaak worden ze afgedaan als ‘jaren zeventig denken’. Het is ook geen geheim dat paus Johannes-Paulus II – gesteund door de toenmalige voorzitter van de Congregatie van de geloofsleer Kardinaal Ratzinger (later paus Benedictus XVI)- de emancipatie theologieën  systematisch heeft gedwarsboomd en haar boegbeelden heeft gekleineerd, gecensureerd, spreekverboden heeft opgelegd, uit hun ambt heeft gezet en hun werk ongedaan heeft gemaakt.

De Bijbelse gerechtigheid van Thora geïnspireerde mensen als Romero, Boff, Sobrino, Helder Camara en Gutiérrez moest weer plaats maken voor de oude vertrouwde – en vooral veilige en zogenaamd politiek neutrale – heilige en sacramentele kerk.  Ook in protestante kringen zien we een ruk naar rechts, naar veiligheid en geborgenheid in onze veilige kerkelijke bunker.

Velen zeggen dan ook dat de bevrijdingstheologie haar tijd heeft gehad. Dat ze thuishoort in de sociale, maatschappelijke en historische context van de tweede helft van de vorige eeuw. Maar volgens mij doen we haar dan geen recht. Bevrijdingstheologie streeft er namelijk naar om in elke tijd, elke context, elke situatie theologisch te denken, de schrift te lezen en te interpreteren en uiteindelijk ook te bevrijdend te handelen vanuit situaties van onrecht, slavernij, onderdrukking, uitbuiting, vreemdelingenhaat, discriminatie, seksen ongelijkheid. Maakt niet uit waar, hoe en wie de slachtoffers en de daders zijn.

Bevrijdingstheologie wint ook in onze tijd aan kracht en geldigheid wanneer we haar steeds opnieuw actueel maken door haar los te denken en te koppelen van haar historische (ontstaans-)context.  De opdracht die de bevrijdingstheologie zichzelf heeft gegeven moeten we waarmaken: namelijk in elke tijd opnieuw Schriftlezen en traditie interpreteren met de slachtoffers, de gekleineerde en vertrapte mensen van onze eigen tijd voor ogen en zo ontdekken wat ons te doen staat. Daarmee ontdoen we ook in onze tijd de Schrift en de Traditie van haar kerkelijke,  verstikkende en dogmatische dekens en komt er ruimte voor het ethisch appèl dat op ons wordt gedaan. Zo wordt opnieuw theologie tot ethiek en ethiek tot theologie.

Een wenkend perspectief in tijden van crisis. Een hoopvol perspectief waarop we alleen ’ja’ hoeven te zeggen in woord en daad.

Gebruikte literatuur:
Erik Borgman – Sporen van de bevrijdende God
G.Guitiérrez, Theologie van de bevrijding
Vaclav Havel – poging om in de waarheid te leven
P. Lapide – Uit de bijbel leren leven. Op Joodse wijze de Schriften lezen
Bert ter Schegget – het innigst engagement. Het onze Vader als zucht
Bert ter Schegget – Partijgangers der armen: avantgarde van Gods revolutie
Bert ter Schegget – Een hart onder de riem – over de Bergrede
Bert ter Schegget – De andere mogelijkheid: bijbelse theologie voor de kritische gemeente
Boris Todoroff  – De falende of verboden actie: Bonhoeffer, Sölle, Moltmann, Metz, Boff, Guttiérez
Wilken Veen – De zachtmoedige revolutie in de theologie van G.H. ter Schegget – 1927-2001